Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De tsunami in Japan — Verhalen van overlevenden

De tsunami in Japan — Verhalen van overlevenden

De tsunami in Japan — Verhalen van overlevenden

Mensen die de aardbeving en de daaropvolgende tsunami hebben overleefd, vertellen wat ze hebben meegemaakt.

OP VRIJDAG 11 maart 2011 rond kwart voor drie in de middag werd Japan getroffen door de op drie na krachtigste aardbeving die ooit gemeten is. Die veroorzaakte een enorme tsunami en zware naschokken waardoor mensen in dat gebied nog wekenlang in angst leefden. Er waren zo’n 20.000 doden en vermisten. Maar duizenden hebben het overleefd. Hier volgen de verhalen van een aantal overlevenden.

Tadayuki en zijn vrouw, Harumi, die in Ishinomaki (prefectuur Miyagi) woonden, waren thuis toen er gerommel klonk en hun huis hevig begon te schudden. „We renden naar buiten en zagen tot onze schrik dat er scheuren in de grond waren ontstaan”, vertelt Tadayuki. „We keken toe hoe ons huis heen en weer zwaaide en er stofwolken van de muren opstegen.”

Het epicentrum van de aardbeving lag in de Grote Oceaan, zo’n 130 kilometer voor de kust van Miyagi. De tsunami richtte langs de Japanse kust verwoestingen aan over een strook van 670 kilometer. Op sommige plekken waren de golven vijftien meter hoog. Ze vernielden golfbrekers en rivieroevers en kwamen tot wel veertig kilometer landinwaarts.

Bedrijven die elektriciteit, gas en drinkwater leverden, werden volledig verwoest. Zo’n 160.000 huizen, winkels en fabrieken raakten beschadigd of werden weggespoeld. Op een bepaald moment waren er wel 440.000 slachtoffers ondergebracht in zo’n 2500 tijdelijke onderkomens, zoals scholen en buurthuizen. Veel anderen vonden onderdak bij familie of vrienden. Er waren tienduizenden doden en gewonden. Duizenden lichamen zijn nooit teruggevonden.

Verlies en verdriet

Er vielen veel meer slachtoffers door de tsunami dan door de aardbeving. Yoichi, die in Rikuzentakata (prefectuur Iwate) woonde, vermoedde meteen dat de aardbeving gevolgd zou worden door een tsunami, en daarom nam hij zijn ouders mee naar een schuilplaats in de buurt. Toen ging hij kijken hoe het met zijn buren ging. Daarna wilden Yoichi en zijn vrouw, Tatsuko, teruggaan naar zijn ouders, maar ze kregen te horen dat de tsunami al heel dichtbij was.

Ze renden naar een andere schuilplaats, maar konden daar niet in omdat de ingang door puin geblokkeerd was. Toen zagen ze een donker gevaarte op zich afkomen: de houtzagerij die ernaast stond. „Rennen!”, gilde Tatsuko.

Uiteindelijk bereikten ze het schoolplein, dat wat hoger lag. Vandaaruit zagen ze hoe de tsunami de hele buurt overspoelde. „Daar gaat mijn huis”, hoorden ze iemand zeggen. Bijna driekwart van Rikuzentakata werd verwoest en Yoichi’s ouders werden door het water meegesleurd. Het lichaam van zijn vader is nooit teruggevonden, dat van zijn moeder uiteindelijk wel.

Toru werkte in een fabriek in de kustplaats Ishinomaki. Toen het schokken minder werd, rende hij naar zijn auto om weg te komen. Hij schreeuwde anderen toe dat ze moesten vluchten omdat hij verwachtte dat er een tsunami zou volgen.

„Eerst reed ik richting mijn huis, dat hoger lag, maar al snel kwam ik vast te zitten in het verkeer”, vertelt Toru. „Ik hoorde op de radio dat een stad in de buurt al door de tsunami getroffen was. Ik deed het raampje van de auto open zodat ik kon ontsnappen als de tsunami me bereikte. Al snel kwam er een twee meter hoge muur van zwart water op me af. De auto’s voor me werden tegen de mijne gesmeten en we werden allemaal een heel eind landinwaarts gesleurd.

Het lukte me maar net om via het raam naar buiten te klimmen. Toen werd ik meegesleurd door het met olie bedekte, stinkende water. Ik kwam terecht in een autowerkplaats, waar ik de trap wist te bereiken en naar de eerste verdieping klom. Met veel moeite kon ik drie mensen uit het water trekken. Enkelen van ons overleefden het stijgende water en de koude winternacht. Maar het lukte ons niet anderen te redden die om hulp riepen.”

Niet lang voor de aardbeving was Midori in Kamaishi (Iwate) nog gezellig bij haar grootouders op bezoek geweest. Ze kwam haar middelbareschooldiploma laten zien aan haar grootvader, die al een tijdje invalide was. Hij had het diploma hardop voorgelezen en haar met het goede resultaat gefeliciteerd. Vijf dagen later sloeg de aardbeving toe.

Midori en haar moeder, Yuko, drongen er bij de grootouders op aan te vluchten omdat ze verwachtten dat er een tsunami zou volgen. Maar de grootvader zei: „Nee, ik blijf hier. Er is nog nooit een tsunami zo ver landinwaarts gekomen.” Ze probeerden hem het huis uit te dragen, maar dat lukte niet, dus gingen ze hulp zoeken. Maar tegen die tijd had de tsunami de kust al bereikt. Mannen die op een nabijgelegen heuveltop stonden, schreeuwden: „Snel! Rennen!” Het ene huis na het andere werd door het water meegesleurd. Midori’s wanhopige kreten „Opa! Oma!” weerkaatsten luid tegen de heuvels. Het lichaam van haar grootvader werd later teruggevonden, maar dat van haar grootmoeder niet.

Er komt hulp

De Japanse regering stuurde direct brandweermannen, politieagenten en militairen uit het hele land naar het getroffen gebied. Al snel waren er meer dan 130.000 mensen bezig met reddingsacties en hulpverlening. Later kwam er ook hulp van andere landen en internationale organisaties. Binnen korte tijd arriveerden er tientallen reddings- en medische teams. Ze zochten naar overlevenden, boden medische hulp en ruimden puin.

Er waren meerdere organisaties die hun leden hielpen, onder wie Jehovah’s Getuigen. Direct na de aardbeving en de tsunami op vrijdagmiddag gingen de Getuigen op zoek naar degenen die hun bijeenkomsten bezochten. Maar op veel plaatsen waren de wegen onbegaanbaar en waren de elektriciteit en de telefoondiensten uitgevallen. Het getroffen gebied was zo groot dat het bijna onmogelijk was om mensen te traceren.

Takayuki, een ouderling in de gemeente van Jehovah’s Getuigen in Soma (prefectuur Fukushima), kon die verschrikkelijke vrijdagmiddag maar met een paar gezinnen contact krijgen. „Ik besloot de volgende dag verder te zoeken. Toen het ochtend werd, ging ik eerst met de auto en later lopend op zoek naar gemeenteleden. Ik ben tot de avond doorgegaan en ben op twintig locaties geweest, waaronder opvangcentra. Als ik geloofsgenoten vond, las ik Bijbelteksten voor en bad ik met ze.”

Shunji uit Ishinomaki vertelt: „We vormden teams om naar geloofsgenoten te zoeken. Toen we in het rampgebied kwamen, waren we diep geschokt. Er hingen auto’s in elektriciteitsmasten, huizen waren op elkaar gestapeld en de bergen puin waren nog hoger dan de huizen. Op het dak van een auto zagen we een dood lichaam, waarschijnlijk van iemand die de koude nacht niet had overleefd. In een andere auto, die ondersteboven tussen de huizen hing, zagen we nog een dode.”

Shunji was opgelucht wanneer hij in opvangcentra geloofsgenoten aantrof. „Dan besefte ik hoe ontzettend dierbaar ze me zijn.”

„Jullie zijn er wel heel snel!”

Twee jonge Getuigen, Yui en Mizuki, woonden vlak bij elkaar in Minamisanriku (Miyagi). Direct na de aardbeving renden ze naar buiten en zagen ze elkaar. Samen vluchtten ze naar hoger gelegen terrein. Nog geen tien minuten later zagen ze hoe de hele stad, inclusief hun huizen, door de ene golf na de andere werd weggevaagd.

Toen ze in een opvangcentrum geloofsgenoten tegenkwamen, baden ze samen. De volgende ochtend brachten leden van hun eigen gemeente en van buurgemeenten eten en hulpgoederen. Ze hadden daarvoor een berg moeten oversteken. Yui en Mizuki zeiden: „We wisten dat jullie zouden komen, maar jullie zijn er wel heel snel!”

Hideharu, een ouderling van de gemeente Tome, bezocht het opvangcentrum. Hij vertelt: „De hele nacht probeerde ik geloofsgenoten op te sporen die langs de kust woonden. Om vier uur ’s ochtends kreeg ik eindelijk informatie over een school waar enkelen van hen naartoe waren gevlucht. Om zeven uur ’s ochtends waren we met z’n tienen bezig rijstballetjes klaar te maken, en drie van ons gingen met de auto op weg met het eten. De meeste wegen waren onbegaanbaar. Met veel moeite lukte het ons de school te bereiken. Zelfs degenen die hun huis verloren hadden, stonden anderen bij.”

Geestelijke steun

Jehovah’s Getuigen komen geregeld samen om de Bijbel te bestuderen en sommige gemeenten doen dat op vrijdagavond. Dat gold ook voor de gemeente in Rikuzentakata. Maar de Koninkrijkszaal (de plaats waar de Getuigen samenkomen) was juist op die dag door de tsunami weggespoeld. „Laten we toch maar een vergadering houden”, zei een Getuige. Er werd een huis uitgekozen dat niet al te erg beschadigd was en de gemeenteleden werden ingelicht.

Ze hadden geen stroom, maar dankzij een elektrische generator hadden ze toch licht. Er waren zestien aanwezigen. „We huilden van vreugde”, vertelt Yasuyuki, die door de tsunami zijn woning is kwijtgeraakt. „Het was de beste plek waar we konden zijn.” Hideko merkt op: „Tijdens de vergadering werden we geregeld opgeschrikt door zware naschokken, maar terwijl we bij elkaar waren, vergat ik mijn angsten en zorgen.”

Sinds die tijd zijn alle bijeenkomsten van de gemeente doorgegaan. Twee dagen later, op zondag, werd er een lezing gehouden met het passende thema „Een wereldomvattende broederschap voor rampspoed behoed”.

Georganiseerde hulp

Verschillende overheidsinstanties kwamen snel met noodhulp, en dat gold ook voor het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in Ebina, vlak bij Tokio. Op zaterdag, de dag na de aardbeving, had het bijkantoor het enorme gebied dat getroffen was al in drie regio’s verdeeld. Op maandag, drie dagen na de ramp, bezochten vertegenwoordigers van het bijkantoor deze gebieden.

De hulpverlening ging nog weken en maanden door. Er werden tonnen hulpgoederen gedistribueerd die door Getuigen waren geschonken. Op een bepaald moment waren er drie hulpposten en 21 opslagplaatsen en distributiecentra vanwaaruit hulpgoederen werden verdeeld. De eerste twee maanden deelden honderden vrijwilligers meer dan 250 ton voedsel, kleding en andere benodigdheden uit. Veel Getuigen deelden wat ze kregen met hun buren.

Leden van de gemeente Rikuzentakata en de buurgemeente Ofunato gebruiken hun herbouwde Koninkrijkszaal om mensen in geestelijk opzicht bij te staan terwijl die hun leven weer opbouwen en herstellen van de trauma’s die zijn ontstaan door de ramp. Van de ruim 14.000 Getuigen in het rampgebied zijn er twaalf omgekomen en twee worden nog vermist.

Veel Getuigen van Jehovah die deze afschuwelijke ramp hebben meegemaakt, stemden in met een gezin dat zei: „Toen we vluchtten, hadden we allemaal maar één tas. Maar onze geloofsgenoten voorzagen in al onze behoeften.” Het is geweldig dat aanbidders van de ware God, Jehovah, nu kunnen genieten van de wereldwijde broederschap waarover Jezus en zijn apostelen het hadden. De band tussen hen kan niet verbroken worden door een tsunami of een andere natuurramp (Johannes 13:34, 35; Hebreeën 10:24, 25; 1 Petrus 5:9).

[Kader/Illustratie op blz. 18]

ER VOLGT EEN NUCLEAIRE RAMP

De schade die de tsunami aanrichtte bij de reactoren van de Fukushima Daiichi kerncentrale haalde overal ter wereld de voorpagina. Radioactieve straling verspreidde zich over Japan en andere landen. Duizenden liepen gevaar en werden geëvacueerd.

Megumi vertelt: „Ons huis lag vlak bij de kerncentrale. De dag na de aardbeving kregen we te horen dat de centrale beschadigd was en dat we de omgeving moesten verlaten.” Haar zus Natsumi weet nog: „Er vlogen helikopters rond, de sirene ging af en er werd omgeroepen dat we moesten evacueren.” In de daaropvolgende weken hebben de zusjes op negen verschillende locaties gebivakkeerd. Uiteindelijk mochten ze twee uur terug naar huis om wat spulletjes op te halen.

Chikako, die in de zestig is, was in Namie (Fukushima). „Toen de aardbeving kwam, ging ik naar een schuilplaats in de buurt. Daar bracht ik samen met mijn zoon en dochter een slapeloze nacht door vanwege de zware naschokken. Om zeven uur in de ochtend kregen we te horen dat we onmiddellijk naar een opvangcentrum in een andere stad moesten.

Omdat het verkeer overal vast stond, kwamen we pas om drie uur ’s middags op onze bestemming aan. Daar hoorden we dat er een explosie was geweest in de kerncentrale. Ik had gedacht dat we snel terug naar huis zouden kunnen, dus we hadden niks meegenomen.” Chikako en haar kinderen gingen van de ene plaats naar de andere totdat ze uiteindelijk ver van hun oorspronkelijke woning een flat vonden.

[Verantwoording]

Photo by DigitalGlobe via Getty Images

[Kader/Illustratie op blz. 20]

LESSEN VOOR IEDEREEN

De eerder genoemde Yoichi, die bijna al zijn bezittingen kwijtraakte, zei: „Ik kan uit ervaring zeggen dat materiële dingen geen zekerheid bieden.” Soortgelijke uitspraken zijn door de jaren heen vaker gedaan door aanbidders van God, vooral door degenen die de les hebben geleerd die Jezus gaf. Hij legde uit dat Gods goedkeuring en zegen veel belangrijker zijn dan materiële bezittingen (Mattheüs 6:19, 20, 33, 34).

Een andere les is dat het belangrijk is om te reageren op waarschuwingen. Dat kan het verschil betekenen tussen overleven en omkomen. De meesten die zonder uitstel naar hoger gelegen terrein vluchtten, hebben de tsunami overleefd.

[Kaart/Illustraties op blz. 16]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

JAPAN

TOKIO

Kamaishi

Rikuzentakata

Minamisanriku

Ishinomaki

Soma

kerncentrale van Fukushima

Ebina

bijkantoor van Jehovah’s Getuigen

[Illustraties]

Rikuzentakata (Iwate)

Soma (Fukushima)

Ishinomaki (Miyagi)

Kamaishi (Iwate)

Minamisanriku (Miyagi)

[Illustratie op blz. 14]

Harumi en Tadayuki

[Illustratie op blz. 15]

Yoichi en Tatsuko

[Illustratie op blz. 17]

Yuko en Midori

[Illustratie op blz. 17]

Toru

[Illustratie op blz. 17]

De auto waarin Toru reed

[Illustratie op blz. 17]

Takayuki

[Illustratie op blz. 18]

Shunji

[Illustratie op blz. 19]

Mizuki en Yui

[Illustratie op blz. 19]

Hideharu

[Illustratie op blz. 19]

Hulpverleners in actie

[Illustratie op blz. 20]

De Koninkrijkszaal in Rikuzentakata na de tsunami

[Illustratie op blz. 20]

De herbouw drie maanden later

[Illustratie op blz. 20]

De voltooide Koninkrijkszaal

[Illustratieverantwoording op blz. 14]

JIJI PRESS/AFP/Getty Images