Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„De timmerman”

„De timmerman”

Het leven van christenen in de eerste eeuw

De timmerman”

„Is dit niet de zoon van de timmerman?” — MATTHEÜS 13:55.

JEZUS stond niet alleen bekend als „de zoon van de timmerman” maar ook als „de timmerman” (Markus 6:3). Hij had dat vak waarschijnlijk van Jozef, zijn adoptievader, geleerd.

Welke vaardigheden moest Jezus als timmerman hebben en met welke gereedschappen moest hij kunnen omgaan? Welke producten en diensten zal hij de inwoners van Nazareth geleverd hebben? En hoe kan zijn vroege opleiding als houtbewerker van invloed zijn geweest op zijn latere leven?

Een familiebedrijf Op de afbeelding hieronder zien we een vader die zijn oudste zoon het efficiënte en veilige gebruik van de boogboor bijbrengt. Een jongere zoon kijkt mee en luistert aandachtig.

De officiële leertijd van jongens begon vaak als ze ergens tussen de twaalf en vijftien jaar waren. Meestal leerden ze het vak van hun vader. De opleiding duurde heel wat jaren en de jongens moesten flink hun best doen als ze de nodige vaardigheden wilden ontwikkelen om meester-timmerman te worden. Je kunt je wel voorstellen dat Jozef vele aangename uren met Jezus moet hebben doorgebracht terwijl hij met hem aan het werk was, gesprekken met hem voerde en zijn vakkennis op hem overdroeg. Jozef zal vast vol trots hebben gekeken hoe Jezus zich het vak meester maakte!

Kennis, kracht en vaardigheid vereist Een timmerman moest de eigenschappen kennen van het hout waarmee hij werkte. Hij had de keus uit plaatselijke houtsoorten zoals cipressen-, eiken-, ceder-, sycomoren- en olijfhout. Een timmerman uit de eerste eeuw kon echter niet naar een houthandel of een zaak voor bouwmaterialen gaan om er op maat gezaagd timmerhout te halen. Hij moest zelf het bos ingaan, de juiste bomen uitkiezen, die omhakken en dan de zware stammen naar zijn werkplaats vervoeren.

Wat maakte een timmerman zoal van het hout dat hij opgehaald had? Het kan zijn dat hij heel wat uren buiten doorbracht om te helpen bij de bouw van huizen. Misschien maakte hij dakspanten, binnentrappen, deuren en kozijnen, en skeletten voor de muren.

Een timmerman maakte ook meubels. Enkele daarvan zijn te zien op de afbeeldingen: kasten met laden, planken of deurtjes (1), voetenbankjes (2), stoelen (3) en tafels (4) in allerlei vormen en maten, en wiegen waarin overdag de baby werd gelegd. Sommige meubelstukken legde hij ter decoratie in met uit mooi hout gesneden ingewikkelde patronen. Om de meubels te beschermen en te verfraaien, kan hij er een laagje bijenwas, vernis of olie op aangebracht hebben.

Een timmerman maakte ook producten voor de plaatselijke boeren: jukken (5) van hardhout en vorken, harken en schoppen (6). De ploegen (7) die hij maakte, moesten stevig zijn, want de ijzeren punten zouden voren trekken door rotsachtige grond. Hij maakte houten karren (8) en wagens en de massieve of van spaken voorziene wielen waarop die voertuigen reden. Ook het repareren en onderhouden van de meubels, gereedschappen en voertuigen die hij gemaakt had, behoorde waarschijnlijk tot zijn bezigheden.

Kunt u zich voorstellen welke uitwerking Jezus’ werk als timmerman op zijn uiterlijk had? Zijn huid was gebruind door de zon, zijn spieren waren door jaren van lichamelijke arbeid sterk geworden en zijn handen waren vereelt door het beetpakken van grof hout en het hanteren van bijl, hamer en zaag.

Een bron van illustraties Jezus maakte een meesterlijk gebruik van eenvoudige, bekende voorwerpen om diepe geestelijke waarheden te onderwijzen. Heeft zijn achtergrond als timmerman als inspiratiebron voor sommige van zijn illustraties gediend? Dat zou heel goed kunnen, zoals uit de volgende voorbeelden blijkt. „Waarom kijkt gij dan naar het strootje in het oog van uw broeder, maar beschouwt niet de balk in uw eigen oog?”, vroeg hij aan een mensenmenigte. Een timmerman wist hoe groot en zwaar een balk was (Mattheüs 7:3). Later zei Jezus tegen een andere groep mensen: „Niemand die zijn hand aan de ploeg heeft geslagen en ziet naar de dingen die achter hem liggen, is goed geschikt voor het koninkrijk Gods.” Hij zal waarschijnlijk ook heel wat ploegen hebben gemaakt (Lukas 9:62). Bij een van Jezus’ liefdevolste uitnodigingen was een voorwerp betrokken dat door een timmerman gemaakt werd. „Neemt mijn juk op u en leert van mij”, zei Jezus. „Mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht” (Mattheüs 11:29, 30). Jezus wist ongetwijfeld hoe hij een juk moest maken dat niet schuurde maar „weldadig” was of goed paste.

Jezus’ tegenstanders hebben hem dan misschien wel denigrerend „de zoon van de timmerman” genoemd, maar net als in de eerste eeuw vinden christenen het in deze tijd juist een eer om die nederige voormalige timmerman te volgen.

[Kader/Illustraties op blz. 26]

De gereedschapskist van de timmerman

Een timmerman uit de eerste eeuw zoals Jezus moest weten hoe hij de hier afgebeelde gereedschappen moest hanteren. Zijn zaag (1) bestond uit een in een houten frame gevat ijzeren blad met tanden die zo gezet waren dat ze in de trekrichting sneden. Hij gebruikte een winkelhaak (2) om zijn werk uit te zetten en een schietlood (3) om verticale oppervlakken te stellen. In zijn gereedschapskist bevonden zich ook een waterpas (4), een maatstok (5), een schaaf met een scherp, instelbaar ijzeren blad voor het gladmaken van ruw hout (6) en een bijl (7) voor het omhakken van bomen.

De draaibank met boogaandrijving (8) en de guts (9) werden gebruikt voor het vervaardigen van spoelen. Op het deksel van de gereedschapskist ziet u een houten hamer (10) die gebruikt werd om deuvels of houten pennen in verbindingen te slaan of voor het beitelen. Ook afgebeeld staan een kleine handzaag (11), een haalmes (12) om het hout vorm te geven, en wat spijkers (13). Vóór de kist staan een ijzeren hamer (14) en een dissel (15) voor het behakken van hout. Op het deksel liggen een mes (16) en beitels (17) in verschillende breedtes. Tegen de gereedschapskist staat een boogboor (18).