Wat is de ziel?
Het antwoord uit de Bijbel
Het woord ziel in de Bijbel is een vertaling van het Hebreeuwse woord nefesj en het Griekse woord psuche. Het Hebreeuwse woord betekent letterlijk „een schepsel dat ademt”, en het Griekse woord betekent „een levend wezen”. a De ziel is dus het hele schepsel en niet iets vanbinnen dat na de dood van het lichaam voortleeft. Kijk eens hoe de Bijbel laat zien dat de menselijke ziel de hele persoon is:
Toen Jehovah de eerste mens, Adam, schiep, „werd de mens tot een levende ziel” (Genesis 2:7, Statenvertaling, 1977). Adam kreeg geen ziel, hij werd een levende ziel of persoon.
De Bijbel zegt dat de ziel kan werken, naar voedsel kan verlangen, kan eten, wetten kan gehoorzamen en een dood lichaam kan aanraken (Leviticus 5:2; 7:20; 23:30; Deuteronomium 12:20; Romeinen 13:1). Bij zulke dingen is de hele persoon betrokken.
Is de ziel onsterfelijk?
Nee, de ziel kan sterven. Dat blijkt uit tientallen Bijbelverzen. Hier volgen een paar voorbeelden:
„De ziel, die zondigt, die zal sterven” (Ezechiël 18:4, 20, SV ’77).
In het oude Israël gold als straf voor de meest ernstige overtredingen: „Die ziel zal uitgeroeid worden” (Exodus 12:15, 19; Leviticus 7:20, 21, 27; 19:8, SV ’77). De persoon zou „gedood worden” (Exodus 31:14, SV ’77).
In sommige Bijbelverzen wordt de term „dode ziel” gebruikt voor het lichaam van iemand die gestorven is (Leviticus 21:11, voetnoot; Numeri 6:6, voetnoot). Hoewel veel Bijbelvertalingen in die verzen de termen lijk of dode gebruiken, gebruikt het oorspronkelijke Hebreeuws het woord nefesj oftewel ziel.
’Ziel’ kan ’leven’ betekenen
De Bijbel gebruikt ’ziel’ ook als synoniem voor ’leven’. Zo wordt in Job 33:22 het Hebreeuwse woord voor ziel (nefesj) als een parallelle uitdrukking gebruikt voor ’leven’. De Bijbel laat ook zien dat iemands ziel oftewel leven in de waagschaal gesteld kan worden of verloren kan gaan (Exodus 4:19; Rechters 9:17; Filippenzen 2:30).
Dat gebruik van het woord ziel helpt ons om verzen te begrijpen waarin gezegd wordt dat de ziel „uitging” of „het lichaam verliet” (Genesis 35:18; Herziene Statenvertaling). Die beeldspraak geeft te kennen dat het leven van de persoon eindigt. Sommige vertalingen geven deze uitdrukking in Genesis 35:18 weer met „ze blies de laatste adem uit” (Good News Translation; New Jerusalem Bible).
Waar het geloof in een onsterfelijke ziel vandaan komt
Christelijke groeperingen die in een onsterfelijke ziel geloven, hebben deze lering niet uit de Bijbel maar uit de klassieke Griekse filosofie. De Grote Winkler Prins zegt: „De Bijbelse antropologie maakt geen scheiding tussen lichaam en ziel als tussen twee afzonderlijke elementen.” Ook zegt de Encyclopædia Britannica: „De christelijke denkbeelden van een dichotomie [tweedeling] van lichaam en ziel vonden hun oorsprong bij de oude Grieken.”
God keurt het niet goed dat zijn leringen vermengd worden met menselijke filosofieën, zoals het geloof in een onsterfelijke ziel. De Bijbel waarschuwt: „Wees op uw hoede en laat u niet meeslepen door holle en misleidende theorieën die op menselijke tradities zijn gebaseerd” (Kolossenzen 2:8, De Nieuwe Bijbelvertaling).
a Zie The New Brown, Driver, and Briggs Hebrew and English Lexicon of the Old Testament, blz. 659, en de Lexicon in Veteris Testamenti Libros, blz. 627. Veel Bijbelvertalingen geven de woorden nefesj en psuche verschillend weer, afhankelijk van de context, met woorden als ziel, leven, persoon, wezen of lichaam.